De menselijke torens van Tarragona; dat wil ik zien. Ook ga ik druiven plukken, wijn proeven en de bergen in.
Lees verder
De ‘menselijke torens’, het staat al jaren op mijn Bucket List. Dus reis ik naar Tarragona in het Spaanse Catalonië om dit spektakel te zien. Ook ga ik rust zoeken in de Ebro-Delta, een natuurgebied met heerlijke mosselen, oesters en paella. Oh, en het is tijd voor de jaarlijkse druivenoogst. Dus ga ik druiven plukken.
Overal om me heen zie ik wijnranken op de glooiende heuvels. Vol met trossen donkerblauwe, rijpe druiven. Ik proef de blauwe druiven; ze zijn heerlijk zoet. Het is bijna zonde dat er wijn van wordt gemaakt. Ik krijg een emmer, handschoenen en een snoeischaar en een korte uitleg. Dit is ook Spanje, maar dan anders.
,,Ondersteun de druiven met de ene hand, knip met de andere. Let op je vingers! We willen alleen druivensap, geen bloed. Al lijkt het op elkaar.” Om me heen wordt gelachen. De sfeer is goed in de groep. Ik ben er klaar voor. Het is hoog tijd voor de jaarlijkse druivenoogst.
Dit is La Conreria d’Scala Dei in de trendy regio Priorat. ,,Trendy, want dit gebied wordt steeds populairder bij wijnliefhebbers,” legt wijnmaker Jordi Vidal uit.
,,En dat is weleens anders geweest.” Hij doelt op de jaren tachtig, toen hier het roer om ging. ,,Hier werd jarenlang ouderwets wijn geproduceerd. Met druivensoorten die iedereen al gebruikte en veel gif. En met weinig moderne techniek. Een doodlopende weg. Dat is nu anders.”
En ja, de tijden zijn veranderd. Tegenwoordig is Priorat trendy. Het is een van de slechts twee DOC’s (Denominación de Origen Calificada) in Spanje; wijn met een eigen karakter en de hoogste kwaliteit. De andere is de ook bij ons overbekende Rioja.
De meest populaire druivensoorten in Priorat zijn de Grenache (die van oorsprong uit Spanje komt) en de Carignan. ,,Dat in combinatie met de leisteen in de grond, het droge klimaat en de modernste technieken maakt kwaliteitswijnen,” aldus Jordi.
Ik had er al eerder over gehoord; Catalonië ontwikkelt zich als wijnproducent. Niet grootschalig, maar juist met kwaliteitswijnen van kleine ondernemers. Dat moet ik proberen. Ik ga zowel naar een druiventeler als een wijnproducent (iemand die druiven opkoopt en er wijn van maakt). Ik wil het gehele proces zien.
Bij Can Ràfols dels Caus (net ten zuiden van Barcelona) word ik verrast door een perfecte combi; kunst en wijn. Zelfs in de opslagruimte hangen moderne schilderijen met dezelfde kleuren als de flessen. En de deuren naar dit in de rotsen gebouwde meesterwerk zijn een halve meter dik; van graniet. Het duurt even voordat ze open zijn. Het is net een villa van James Bond, alleen de spannende achtergrondmuziek ontbreekt.
Eenmaal binnen worden de druiven van de takjes verwijderd en naar een opslagtank gezogen. Waar het hele fermenteerproces begint. De geur van verse bessensap prikkelt mijn neus. Wijn en kunst. Ik hou er van. Zelfs in de opslagruimte hangt moderne kunst. En man met een visie; wars van de gevestigde orde, wijnblabla (zoals hij het zelf noemt) en wijnliefhebbers die meer erover lezen dan zelf proeven.
Buiten wacht Carlos Esteva op me. Hij is de creatieveling die dit alles heeft opgezet. Het huis van zijn grootouders heeft hij verbouwd tot een inmiddels beroemd wijnhuis. Carlos is wars van trends, maar met een eigen visie. En met 66 jaar runt hij de tent nog. Met flair.
We eten en drinken wat in de keuken, waar voor kleine groepen een proeverij kan worden geboekt. Eventueel met een diner op het houtvuur. Ik moet kiezen. Tussen net vers geoogste cashewnoten, heerlijk ruikende gebakken groenten en een kaas- en worstplankje. Als voorafje, op het vuur pruttelen lamskoteletjes. Carlos schenkt nog een glas in. Ja, het leven is goed. Heel goed zelfs.
Een olijfproeverij. Die begint met pure organische olijfolie. Om te drinken. Die krijg ik in een glas met een deksel. Die moet ik ronddraaien totdat de olie op temperatuur is. En dan opdrinken. Als wijn. De tong vindt het heerlijk, de smaakpapillen krijgen een kick. Heerlijk. Dit is een piepklein winkeltje; El Molí de l’Oli in het dorpje Escaladei.
Ze ruikt aan elke olijfolie, geeft eetadvies, runt de shop, doet rondleidingen en veel meer. Neus (what’s in a name) Cubells ‘is’ olijfolie. Ze knipt brood met een schaar. ,,Veel handiger dan een mes.”
Ja, ze is iets anders. Ik hou er wel van. ,,Ik geef je verschillende soorten olijfolie op brood. Proef maar. Ze zijn allemaal anders.” Ook proef ik het met een beetje zout, zodat je de olie iets beter kunt proeven. Dat is hier niet echt nodig.
Tot slot krijg ik chocolade met olijfolie en een snufje zout. Heerlijke combi. Als je gewoon het winkeltje binnenloopt en zo’n proeverij wilt proberen, kost het niets. Neus zegt: ,,Met brood en tomaat, en lokale ham en olijven kost het slechts zes euro.” Met de uitleg een koopje. En ze gaat er denk ik vanuit dat je toch wel wat koopt, waarin ze bij mij ook gelijk in krijgt.
Er schiet me wat te binnen. Het is wonderlijk hoe het soms gaat als je reist. Vorig jaar maakte een Spaans televisieprogramma een aflevering over mij in Catalonië (link). Ze wilden me verrassen; iets wat zeker is gelukt. Ik hoorde toen over de menselijke torens en wilde gelijk weer terug. Zeker toen ik erachter kwam dat het gelijk valt met de jaarlijkse druivenoogst; iets anders wat ik graag doe. En nu sta ik hier. Heerlijk.
Een kerkje tussen de rotsen. Een ansichtkaart, of in moderne termen een wallpaper zoals je hebt op je computer. Tijd voor de lunch van wat broodjes, een smaakvolle tomaat in olijfolie en pittige kruidenthee. Dit is waar ik naar op zoek was.
Want ja, vooraf had ik wat wensen. Ik wil rust en actief combineren. Een wandeling maken in een van de rustigste delen en dan los op het mooiste deel. Dus sta ik in Montsant Natural Park, de speeltuin van veel Spanjaarden.
Maar dit gebergte is bij ons relatief onbekend. Ik maak een wandeling door de Fraguerau-kloof, waar de rivier nog steeds voor veel erosie zorgt. Overal om me heen zie ik opvallend ronde rotsen.
De weg er naar toe is wat lastig, dit zal er mede voor zorgen dat ik onderweg niemand tegen komen. Het pad slingert langs de rivier en langs vreemde rotsen, die door de lokale bewoners allemaal een naam hebben gekregen.
Denk aan Boeddha, een olifant en nog veel meer dieren. Al moeten de meeste wel worden aangewezen voor me, mijn verbeeldingskracht is schijnbaar niet groot genoeg.
In het piepkleine kerkje leefden lange tijd monniken. Ze verbouwden hier groenten en hielden vee. Ik zie mezelf hier wel wonen ja. Al is het een beetje ver weg van de bewoonde wereld. Waardoor je je wel eenzaam kunt voelen. Maar is dat zo erg in deze hectische wereld?
Maar de geluiden van het water, het ruisen van de wind door de bomen en de geuren van bloemen. Ik voel me alleen, maar ik ben hier niet alleen. Dit is mijn relatie met Moeder Natuur. En die is intens, gecompliceerd, maar vooral mooi.
Wandelen is populair hier. En terecht. Met name de omgeving van Siurana de Prades, een afgelegen dorpje dat bovenop een berg ligt, is hiervoor uitermate geschikt. En ja dit wil ik ervaren. Het vertrekpunt is het dorpsplein, al loop ik binnen een minuut langs een opvallend steile afgrond. Je moet goed opletten als je hier woont.
De uitzichten zijn bijzonder. Overal zijn rotsen te zien, maar ook minuscule wegen en wandelpaden. Het pad voert om het dorp heen, door bossen en langs kleine riviertjes. Hier kan ik wel uren dwalen.
Maar ik heb nog een afspraakje met Moeder Natuur. Al is die wel van een iets andere orde. Ik ga een uitdaging aan: Via Ferrata. Het is een soort bergbeklimmen voor beginners. Maar wel dusdanig pittig dat je je grenzen kunt opzoeken. En verleggen.
Dat is typisch iets wat ik graag doe. Dus bergschoenen aan, helm op, harnas om en gaan. Ik ga de rotsen te lijf, die hier overigens behoorlijk groot zijn. Dat merk ik al snel. En steil.
Deze bezigheid wordt steeds populairder, mede dankzij het internet. De duizelingwekkende foto’s vertellen het verhaal. Dus neem ik een camera mee, al is dit niet echt handig bij het klimmen. Want bij Via Ferrata, dat ook als klettersteig bekend staat onder de Duitstaligen, klim je omhoog.
Je gaat gezekerd aan een harnas omhoog, zodat je nooit meer dan een meter valt. Al raak je dan wel de rotswand… En die is vrij hard weet ik inmiddels uit ervaring.
Klimmend en klauterend. Op handen en voeten. Totdat ik boven ben. Hoe dan ook… Het landschap ontgaat me even, ik ben druk. Maar ook nu zie ik zelfs dat dit bijzonder is. Hoog tijd om even uit te puffen op een stukje rots van 10 bij 10 cm.
Montsant Natural Park is een zelfs bij veel bewoners van Catalonië vergeten gebergte net achter Tarragona. Bergen ja, ik zit toch al snel boven de 1.000 meter. Met opvallend veel torens van kalksteen. Allen zijn door erosie enorm verweerd. Als stenen poortwachters staan ze hier. ,,Overblijfselen uit de tijd dat dit nog een oerzee was.” Het wordt gekker en gekker.
Mijn gids knikt. ,,Zullen we de moeilijke route terug nemen?” Welja, dat hebben we omhoog ook al gedaan. Hij lacht. Nu wordt het meer glijdend en bukkend tussen de rotsen door. Wolken slaan me in het gezicht. Lekker koel, na toch ruim twee uur zweten. De zon gaat onder en geeft alles een rode tint. Het is bijna onwerkelijk. Kan ik hier alsjeblieft overnachten?
Het meisje is hooguit zes jaar. Op de schouders van d’r moeder komt ze binnen. De spanning is op beide gezichten te zien. Er klinkt tromgeroffel. Het teken dat de bouw van de menselijke toren gaat binnen. Zo’n honderd mannen gaan dicht tegen elkaar staan als basis. Al snel klimmen nog eens 25 man er op; de ‘second base’.
De moeder zet haar dochter op de schouders van een van de mannen. Ze klimt omhoog, terwijl de moeder een kruis voor de borst slaat. De toren bestaat inmiddels uit zes lagen, en ja hij wankelt. Het meisje klimt moedig omhoog. Via de benen van anderen, via de speciale band die rugklachten moet voorkomen, via de schouders. Laag na laag. Tot meer dan tien meter hoogte.
Als allerlaatste klimt ze helemaal naar boven. Haar vuist gaat in de lucht als teken dat de toren is voltooid. Snel glijdt ze naar beneden, als een aap klemt ze haar voeten om de personen. Het afbouwen is meest gevaarlijk. De mannen onderin worden moe, de toren wankelt.
Ook ik help mee om alles bij elkaar te houden. Mijn volle gewicht gaat tegen de rug van een andere man. Het meisje wordt ondertussen hartstochtelijk omarmd door haar moeder. Tranen vloeien.
Op het laatste moment stort de toren toch nog in. Dat kost punten voor de jury, veel punten. Want ja, dit is een wedstrijd. Waarbij de acht beste teams voor het uitbundige publiek hun moeilijkste torens bouwen. De jury bepaalt aan de hand van de uitvoering en de moeilijkheidsgraad het aantal punten, die vrijwel direct na de uitvoering op een groot beeldscherm verschijnt.
Ik zie torens van vier, waarbij op de basissen diverse torens van vier worden gebouwd. Maar ook van drie. En zelfs van twee. Op twee, op twee, op twee. Bizar. Torens van negen mensen hoog. Sommigen zijn zeer instabiel, anderen ongekend stevig.
,,Dit moet je jarenlang oefenen. Mensen klimmen op je, staan op je schouders en jij moet balanceren,” zegt een van de deelnemers die uitpuft van een geslaagde poging. Hij glimlacht van oor tot oor. De gehele zaal ruikt naar zweet. Niet gek, want dit is een sterk staaltje kracht en uithoudingsvermogen. Van mannen en vrouwen, die pas sinds tien jaar ook mee mogen doen.
Het is zeker niet ongevaarlijk. In 2006 overleed een 12-jarig meisje nadat een toren instortte. Sindsdien moeten de kinderen, die dus het hoogste klimmen, een helm op. Maar ik zie ook diverse torens waar de kinderen halverwege niet verder omhoog durven. En dan wordt de poging afgeblazen.
De wedstrijd bestaat uit diverse rondes, waarbij de teams onder luid gejoel hun torens bouwen. De teams komen uit kleine dorpjes, uit Tarragona of uit Barcelona. Het begon ooit in een klein dorp voor de kust: Valls. In documenten staat vermeld dat hier al in 1712 mannen een menselijke toren bouwden op het dorpsplein.
Tegenwoordig wordt de finale op zondag live uitgezonden op tv. En trekt dit spektakel duizenden toeschouwers. Het staat op de lijst van Werelderfgoed (Cultuur) van UNESCO. Meer dan terecht. Ik krijg al kippenvel bij het kijken, meerdere keren.
De delta van de Ebro ligt onder Barcelona. Een eindeloos lijkende vlakte waar talloze vogels leven. Je kunt dit gebied op twee manieren verkennen; te land en te water. Ik ga beiden doen.
Het zeiljacht dobbert op de golven. Alhoewel golven een groot woord is. Dit is een soort binnenzee, volledig afgeschermd van de zee.
Kapitein Lucas Samo zet zijn zonnebril recht, strijkt zijn hand door zijn lange krullen en hijst een van de zeilen. Ik pak het stuur en hou hem half in de wind. Dit is het vrije leven.
Lucas had een vaste baan, maar kocht toen dit halfvergane schip als hobby. Hij heeft het helemaal zelf opgeknapt. ,,Het kostte me jaren.” Nu wil hij niets anders meer dan zeilen. Vooral in de Ebro, maar ooit wil hij de wereld over zeilen. Ik snap hem wel.
In de verte staan flamingo’s, hun rozerode kleur steekt fel af tegen het groen van de achterliggende struiken. Sommige dieren staan statig met elkaar te flirten. Ik zie letterlijk hoe de wereldberoemde Flamenco een afgeleide is van deze dierendans.
In de zomer neemt Lucas vaak toeristen mee, met de mooie naam Butterfly Charters. Voor een dagtocht of een halve dag. Mijn gedachten dwalen over het water. Ik zie enkele vissers en veel vogels. Plots wordt mijn rust verstoord. Of ik wil aanmeren bij het Musclarium? Zeker wel, al heb ik geen idee wat het is.
Dit vissershuis op palen is beroemd. Ik kijk het heldere water in en zie de jonge oesters hangen aan touwen. Honderden, nee duizenden. ,,Deze zijn vier maanden; na twee jaar zijn ze volwassen.” Ja, die lust ik wel. Op het terras worden acht oesters vakkundig voor me bereidt.
,,Dit zijn ‘fines de claires’; oesters die 100% in brak water zijn opgegroeid. De beste van het beste; minder zout dan veel anderen.” Ik zie met minuscule zwarte randjes rondom de oester als bewijs. ,,In Frankrijk doen ze dit vaak achteraf bij hun oesters. Dat is hier niet nodig. Dit is echt,” lacht hij.
Het is een wonderlijk verhaal. De jonge oesters komen uit Frankrijk, maar vinden hier de beste omstandigheden dus groeien hier en gaan dan weer terug naar Frankrijk. ,,En worden vervolgens als Franse oesters verkocht. Want ja die hebben de naam. Maar steeds vaker krijgen wij de faam.”
Daarna komen gebakken mosselen en een lokaal glas wijn. De Ebro-Delta is bij liefhebbers bekend om zijn oesters en mosselen. En ja, ik kan er weinig tegenin brengen.
Hier wordt al eeuwen rijst verbouwd. Enkele mannen laten zien hoe dit met de hand gaat. Al hebben machines alles overgenomen tegenwoordig. ,,Rijst is een van de weinige menselijke dingen die de natuur helpen. Althans hier.”
Daar moet ik even over nadenken. Cristian Jensen is mijn gids voor een vogelexcursie. ,,Dit was een ultiem droge plek met bijzondere zoute planten maar weinig dieren. Door de rijstvelden komen er dieren als insecten. En dan kikkers, en dus ook vogels.”
Een dwergarend komt over vliegen. Iets verderop staat een groepje zwarte ibissen. En veel eenden, meeuwen, grutto’s en veel klein grut. Al klinkt dat voor veel vogelaars ietwat denigrerend. Hij wijst. ,,African monarch vlinder.” Het diertje fladdert voorbij. Wij noemen hem kleine monarchvlinder, een fraai gekleurde vlinder die in Afrika en langs de Middellandse Zee voorkomt.
,,This is the bird show.” Zegt ie. Als een tractor of combine het veld in gaat om rijst te oogsten of om de grond om te ploegen. Honderden reigers, meeuwen en andere vogels vliegen achter de machine om zo een makkelijk maaltje te bemachtigen.
Ik ga te voet op pad, maar je kunt hier ook per fiets over smalle wegen langs rustieke dorpjes dwalen. Het klinkt als een marketingslogan, maar is toch echt wat ik zie. De dorpjes hebben heerlijke namen zoals El Poble Nou del Delta en Riumar. En slapen in kleine hotelletjes.
Dit is ook een van de plekken waar met trots wordt gezegd dat hier de paella vandaan komt. Deze wordt gemaakt met Arroz Bomba, een korte rijstkorrel. Die uitermate geschikt is voor paella en risotto. De geur, de smaak. Het is een heerlijke manier om de dag af te sluiten.