blijf op de hoogte!

blijf op de hoogte!

Schrijf je in voor de gratis nieuwsbrief

De Dolomieten van Zuid-Tirol

Ruim 300 dagen zon per jaar. In combinatie met de verfijnde Italiaanse keuken. In een bizar decor; de Dolomieten, uitgeroepen tot Werelderfgoed van UNESCO. Bizar ja, want deze bergen waren ooit een immense oerzee.

Lees verder

Zomer in Zuid-Tirol

Het is Italië, maar je staat toch ook in de Alpen. Althans de Zuidelijke Alpen. Die de Italianen liever de Dolomieten noemen. En ze hebben gelijk, want het is hier anders.

Een geluksmomentje. Het gras van de Alpenweide ruikt fris, links en rechts zie ik rotsen, die ongekend steil zijn. En opvallend lichtgrijs van kleur. Als stenen poortwachters staan ze daar. Gestileerd door Moeder Natuur; wind en regen doen het werk. Ik voel me nietig door het formaat, maar ook door de schoonheid.

De schoonheid van de Dolomieten. ©Helmuth Rier

De naam doet de wenkbrauwen toch wel even fronsen. Tirol, dat is toch Oostenrijk? Maar Zuid-Tirol is toch echt Italië, ironisch genoeg dan wel het noordelijkste deel van het land. Een wonderlijke regio.

Waar de ruige bergen van West-Europa het zachte Mediterrane klimaat ontmoeten. Je kunt ook zeggen dat hier de Mediterraan botst op de bergen. Met opmerkelijke gevolgen.

Gids Luigi wijst. Dit zijn niet zomaar bergen. ,,De Dolomieten zijn eigenlijk versteende algen- en koraalriffen die 250 miljoen jaar geleden in een warme oerzee groeiden.

Toen het water zakte, kwamen de riffen tevoorschijn. Door de eeuwen heen zijn ze verder omhoog geduwd.” Je kunt nu op diverse plaatsen nog de fossielen zien van de oerzee.

Diverse mensen hadden me al gewaarschuwd. Wie Zuid-Tirol bezoekt zal worden overweldigd, was hun overtuiging. ,,Tuurlijk,” dacht ik als ervaren reiziger nog. Maar al snel merk ik dat dit gebied uitnodigt tot actief bezig zijn. En tot nadenken, of eerder: mijmeren.

Het beste van twee werelden

Twee werelden die heerlijk in elkaar over lopen. Dat is wat in me opkomt als ik lunch bij een boer op een Alpenwei. Zelfs in de gerechten die op tafel komen proef je het. Het lekkere van de zonnige Italiaanse keuken, maar dan met een behoorlijke vleug Alpen. Het is een gevoel dat gedurende mijn rondreis vaker de kop op steekt.

Ik zie toch echt palmbomen. In een decor van bergen tot 3.335 meter, met in de verte het ijs van een gletsjer.

Eén ding valt al snel op. De namen Alpen en Dolomieten lopen continu door elkaar. Officieel zijn de Dolomieten de Zuidelijke Alpen, maar ik begrijp het wel. En het is best logisch. Een regio met zo’n eigen identiteit verdient wel een bergketen met een eigen naam. Zeker als ze zo indrukwekkend zijn.

De Alta Via bij Val Venosta. ©Alto Adige Marketing/Frieder Blickle

Buiten de gebaande paden

Dat heb ik graag, als reiziger wil ik graag worden verrast. Buiten de gebaande paden, naar plaatsen waar termen als authentiek en idyllisch lijken te zijn uitgevonden.


Het is dan ook een bijzondere mix, eerlijk is eerlijk. Maar wel één die zorgt voor verwondering, en dat is een van de mooiste onderdelen van het leven.


Merano is het hart van Zuid-Tirol. Met ook hier de wonderlijke mix. Palmen op de promenades en gletsjers op de achtergrond. Een kuurstad met de mooiste tuin van Italië.

Het is een hooggelegen stad, maar met een opvallend mild klimaat. Als je hier rondwandelt valt de wonderlijke mix vanzelf op.

Ik zie toch echt palmbomen. In een decor van bergen tot 3.335 meter, met in de verte het ijs van een gletsjer. Merano is een kuurstad, het beroemde kuurhuis is in Jugendstil, maar de Therme Meranpo zijn een ode aan de hedendaagse architectuur. En de thermen zijn heerlijk om te relaxen.

In Bolzano kun je goed shoppen en een drankje drinken op een Piazza. Ik ga zitten op een bankje en vraag me af hoe dat kan? Het moet het bijzondere klimaat zijn, alweer. La Dolce Vita, het goede leven…

Actief in Val Venosta

Foto’s maken van een verdronken kerk in een meer. Wandelen met uitzicht op de pieken van de Dolomieten. Langs eeuwenoude irrigatiekanalen. Tussen duizenden bloemen. Dwalen over immense alpenweiden op grootse hoogte. Of zoeken naar steenbokken, gemzen en Alpenmarmotten in Stelvio Nationaal Park. Dat is nog lastig kiezen.

Een kerktoren die uit een meer steekt. Met op de achtergrond bergen. Foto’s van deze unieke kerk gaan al jaren het internet over. En, een bijzonder fotomoment is het zeker. Vanuit bijna elke hoek. En het gehele jaar door. In de zomer is hij met een bootje te verkennen, maar ook zeker in de winter als het Reschenmeer bevroren is.

De beroemde kerk in het water in Val Venosta. ©Val Venosta Marketing/Frieder Blickle

Overal waar je komt vind je twee namen. Een Italiaanse, maar ook Duitse naam. De reden: Sinds het begin van de 8e eeuw maakt Zuid-Tirol deel uit van het Hertogdom Beieren. En in 1363 valt het onder het Habsburgse Rijk. Pas na de Eerste Wereldoorlog ging het bij Italië horen. Ook nu nog wordt er veel Duits gesproken.

Val Venosta heet dus ook Vinschgau. En de toren is slechts een deel van het verhaal. Om energie op te wekken werd in 1950 een stuwdam gebouwd. Maar daardoor verdween het oorspronkelijke dorp Graun naar de bodem van het stuwmeer. Alle huizen en gebouwen werden gesloopt. Alleen de 14de-eeuwse kerktoren van het oude dorp werd behouden. Tegenwoordig is het een populaire attractie.

Een ding is duidelijk. Val Venosta doe je niet even ‘tussendoor’.

Droogste deel van de Alpen

Het meer is best gek, want dit is het droogste deel van de gehele Alpen. In een jaar valt hier minder dan 400 milimeter neerslag. In sommige plaatsen in de Alpen valt meer dan het dubbele: 900 mm. Laat die zon maar schijnen en dat lukt heel aardig hier. Wakker worden met een zonnetje is hier een soort standaardritueel. Ik noem het wel het ‘gele genieten’.

De irrigatiekanalen zijn vaak al eeuwen oud. De zogeheten ´waalwegen´ zijn ideaal om te verkennen. Tot in de late herfst hoor ik van de gids. Ik mag kiezen: Wil ik wandelen rond Malles/Mals? Of bij Glorenza/Glurns, Sluderno/Schluderns of Senales-Ciardes/Tscharser Schnalswaal? Euh, geen idee. In dit soort gebieden laat ik me graag verrassen. Gids Adrien mag kiezen. En ook hij twijfelt. Het aanbod is groot, vandaar.

Wie een uitdaging zoekt kan de 108 kilometer lange Venosta Vallei op. Deze oude paden van boerderij naar boerderij kun je gedeeltelijk doen, maar ook in zijn geheel in meerdere dagen. Dit is voor ervaren bergwandelaars met een goede conditie. Want je stijgt maar liefst 5.621 meter. En je moet ook 4.608 meter naar beneden.

Het meest populair is wandelen van vallei naar vallei. Of van berg naar berg als je uitgaat van wat je om je heen hebt. Het voelt vaak als het laatste, want dat doet mijn uitzicht recht. Val Venosta biedt maar liefst 83 almen, of alpenweiden zoals wij dat vaak noemen. Die allemaal met elkaar zijn verbonden.

Wandelen van hut naar hut

Het is een hobby van me: Wandelen van schuilhut naar schuilhut. Ze zijn hier ooit met een bijzondere reden neergezet. De bewoners wilden niet door de moerassige dalen reizen, dus trokken ze door het hooggebergte van de Alpen.

De oude irrigatiekanalen zijn ideaal om te wandelen. ©Alto Adige Marketing/Thomas Grüner

Tegenwoordig worden in Zuid-Tirol veel van deze schuilhutten uitgebaat en kunnen bezoekers er eten en drinken op de zonneterrassen. Ook hier kun je gastronomisch eten. In een decor dat je sowieso al doet watertanden.

Een ding is duidelijk. Tijd is hier essentieel. Val Venosta doe je niet even ‘tussendoor’. Er is simpelweg te veel te doen. Ik ben dol op ruige natuur en wilde dieren.

Dus doe ik het Stelvio Nationaal Park aan het einde, als passende afsluiter. Dit park is het grootste natuurgebied van heel Italië. Het park is genoemd naar de Passo dello Stelvio/Stilfserjoch (2.757 m).

Hier vind je tevens de hoogste begaanbare bergpas in de Alpen. Met heerlijke typische Italiaanse haarspeldbochten. Het uitzicht verandert continu. Maar de autorit moet slechts de start zijn. Stelvio moet je beleven, voelen en ervaren. De wandelschoenen gaan opnieuw aan. Oke, waarschuw de marmotten, steenbokken, lammergieren maar. Ik ben er klaar voor.

De Kreuzwiese Alpiene hut in de Isarco Vallei. ©Alto Adige Marketing/Alex Filz

Fietsen en mountainbiken in Val Gardena

Fietsen over de Gardena Pass in de Dolomieten. ©Südtirol Marketing/Daniel Geiger

Ga ik fietsen of mountainbiken? Oftewel kies ik voor slingerende verharde wegen of zandpaden die vooral omhoog (en weer naar beneden gaan). Al kun je beiden zo zwaar maken als je wilt met heuvels, klimmetjes en meer. Tja, kies ik de makkelijke of de moeilijke weg?

Mijn lichaam is me zowaar dankbaar voor het genieten. Het is een mooie dag.

Dit soort ‘winkelen’ vind ik altijd heerlijk. Precies die outdoor-activiteit zoeken die het beste bij je past. En je soms vergissen, maar ook vaak precies goed zitten. Overal waar ik vraag beginnen ze over het Sella-massief. Vanuit Val Gardena heb je er voortdurend zicht op. Sterker nog, je kunt er niet omheen. Of toch wel?

De heerlijke bergen

Het bergmassief ligt tussen de dalen Val Gardena/Gröden en Alta Badia. De bergen worden omringd door de vier bergpassen Sella/Sellajoch, Passo Gardena/Grödnerjoch, Campolongo en Pordoi.

In de winter is dit een zeer populair de Sella Ronda van 26 kilometer op ski’s. In de rest van het jaar kan het per fiets, dan kun je het doen in 135 kilometer. Waarbij je zelf kunt kiezen of je de liften wilt gebruiken of alles op menskracht wilt doen.

Ik kies voor beiden. Eerst verken ik de verharde paden, die nog opvallend glooiend zijn. Het zicht in de valleien is meer dan indrukwekkend. Maar hogerop is het toch net iets mooier. Ik heb veel meer het gevoel dat ik er echt onderdeel van uit maak. Al is dat overdreven, ik ben natuurlijk maar minuscuul vergeleken bij deze reuzen.

Alta Badia is zeer geschikt voor mountainbikers. ©Südtirol Marketing/Daniel Geiger

Niets is lekkerder dan vermoeid een douche of bad te nemen. Of een massage. Elke spier in mijn lijf is voelbaar en het lichaam geeft op harde wijze aan dat ik iets anders moet gaan doen. Bijvoorbeeld om aan te schuiven voor een lekkere maaltijd. En te genieten van wijn. Mijn lichaam is me zowaar dankbaar voor het genieten. Het is een mooie dag.

Een drankje doen in een uniek landschap. ©©Alex Filz

Wandelen in Val Gardena

Wandelen in het hart van de Dolomieten. Daar staat Val Gardena/Gröden om bekend. Je kunt hier goed van berghut naar berghut lopen, daarna bijkomen bij een goede maaltijd en slapen in de frisse berglucht. Dit moet goed voor lijf en leden zijn, toch?

Zonsopgang op de Cirspietze in de Dolomieten. ©Alex Filz

Ik trek de stoute schoenen aan. Letterlijk. Voor me rijst een Klettersteig op, ook wel ‘via ferrata’ genoemd. Dat laatste betekent in het Italiaans ‘ijzeren weg’ en daarmee wordt het wel een beetje duidelijk. Het is een met staaldraad uitgezet parcours langs een bergwand. En ja, dat kan zo eng zijn als het klinkt. Gelukkig zijn er diverse gradaties; voor beginnende klauteraars tot ervaren berggeiten. Ik zit er ergens tussen in.


Klimmen over ijzeren pinnen in de rots, balanceren op staaldraad en hangen aan een rots. Dit is apenkooien in de bergen. Ik ben wel gezekerd met een veiligheidsgordel, dus er kan niets gebeuren. Maar daar wil ik het niet op aan laten komen. Dit moet op eigen kracht en kunde. Op de diverse rustpunten overvalt een heerlijk gevoel me. Het voldane gevoel dat je hebt moeten werken voor je uitzicht. Dit heb ik verdiend; met elke puf, hijg en gekreun.


Wandelen staat ook op mijn lijstje. Er zijn diverse opties. Ik kan natuurlijk alleen op pad, maar dit kan ook met een berggids van een gecertificeerde Alpinschule. Als ik alleen ben voel ik me vrij. Ik kan gaan en staan waar ik wil. Met een Zuid-Tiroolse berggids krijg ik ongekend veel informatie: over het weer, de mensen, de dieren en de lokale omstandigheden.

De beste plekken

Eén van de beste plekken om te wandelen is natuurpark Puez-Odle/Puez-Geisler. De meest opvallende steensoort in dit park is het dolomiet. Dit is een vrijwel wit gesteente dat is genoemd naar de Franse ontdekker Deodat de Dolomieu. Ik wandel dwars door de ‘bleke bergen’, zoals de Dolomieten vaak worden genoemd.

Een klettersteig in Alta Badia. ©Consorzio turistico Alta Badia/Freddy Planinschek

Op stap met een gids

Ik neem een gids mee, benieuwd als ik ben naar dit gebied. En ik wil een zonsondergang-wandeling. Oftewel ergens op een mooie plek de zonsondergang meemaken en toch op tijd voor het donker binnen zijn. En op tijd voor het eten ook.


Tijdens de meeste wandelingen wordt een bergtop niet geschuwd. Naast meerdaagse trektochten kun je ook dagwandelingen maken. Maar ik kies voor een trektocht van hut naar hut. Waarbij ik bewust kies voor verschillende hutten, om de verschillen goed te kunnen zien.

Zo heb je almhutten, maar ook berghutten. Het verschil is eigenlijk alleen de locatie; de eerste liggen op de alpenweiden, de anderen stukken hoger. De berghutten zijn veelal alleen te voet bereikbaar en liggen midden in de bergen. Je moet zelf wel je spullen meenemen, al zijn er wel bedden en kookgerei. Hier zijn rust en ruimte de sleutelwoorden.

Uitzicht vanaf een kamer in Val Gardena. ©Alto Adige Marketing/Alex Filz

De beroemde ‘sterrenhutten'

Het blijft een soort van verademing. Na een lange bergwandeling zie je de berghut waar je overnacht. Soms als een complete verrassing, maar soms ook goed voor een zucht van opluchting.


Ook bij mij wisselt het af, wonderlijk genoeg. Duidelijk is wel, bij wandelen in de bergen van Zuid-Tirol kun je het zo moeilijk maken als je zelf wilt. Ook zo makkelijk mogelijk overigens.


Er is ook iets nieuws, al bestaat het al wel een tijdje. Er zijn hier ook ‘sterrenhutten’, waar topkoks een driegangenmenu (of meer) voor je klaar maken. De slaapplek is luxueuzer dan menig hotel, maar het knusse karakter van de berghut is gebleven.


Maar waar je ook overnacht, overal is de bergsfeer te zien en te proeven. De lokale uitbater van de hut haalt me plots uit mijn gedachten door te vragen of ik geniet. Mijn hele lichaam zegt ja.

Eten en drinken: Heerlijke Italiaanse en Alpenmix

De menukaart in Zuid-Tirol is een lust voor het oog. Maar vooral voor de tong. Met onder meer Schlutzkrapfen: ravioli gevuld met spinazie en kaas. Of wijnsoep; met of zonder ‘speck’. Al trekken de knoedels (bollen van brooddeeg gevuld met ‘speck’ of spinazie met daaromheen een laag boter of kaas) me ook wel. Het is zomaar een lunch in Zuid-Tirol.

Hier staan plaatselijke specialiteiten op het menu. De smaken van Alpengerechten worden gecombineerd met bekende en minder bekende Italiaanse schotels.

Een ding valt op. Zoals alle Italianen nemen de Zuid-Tirolers hun eten heel serieus. Wie goed kijkt ziet ook Ladinise invloeden, naast de unieke mengvorm van de Italiaanse en alpiene cultuur.

Bijzonder dineren in Zuid-Tirol. ©Alto Adige Marketing/Frieder Blickle

Ladinisch? Mijn ogen kijken schijnbaar vragend, want ik krijg meteen uitleg van de ober. ,,Ladinisch stamt af van de Kelten die ooit in de Alpen gingen wonen. Het wordt ook wel Volkslatijn genoemd.”

De Italiaanse keuken; het is er één om je vingers bij af te likken. Sinds ik geregeld naar Italië reis hebben de woorden gastronomie en wijn pas echt diepgang gekregen. Natuurlijk zijn er talloze (en dan ook echt letterlijk talloze) pasta’s te vinden.

Maar ook Zuid-Tiroolse zuurkool, gebraden hertenvlees met polenta, goulash van rodekool en gerookte vleessoorten. Bij de desserts is er de bekende strudel; deze is gevuld met appel of peer, noten en rozijnen.

Op reis zoek ik vaak tradities die nog niet zo bekend zijn. In Zuid-Tirol hebben ze het Törggelen; een traditie in de herfst. Sowieso een mooi moment van het jaar. De blaadjes vallen, net als de tamme kastanjes die rijp zijn. Als deze lekkernijen– die in Zuid-Tirol ‘keschtn’ worden genoemd – in september rijp zijn, is dat reden voor een feestje.

Proeven bij wijnboerderijen

De wijnboerderijen openen de deuren van hun gezellige houten gelagkamers en kelders. Ik ben van harte welkom om de nieuwe wijnen te proeven, in combinatie met gerechten van het seizoen, in een behaaglijke omgeving. Met natuurlijk ook gepofte kastanjes, waar ik als kind zo dol op was.

Wijnliefhebbers kennen Zuid-Tirol. Ook al is het maar een van de kleinste wijnstreken van Italië.

Törggelen is altijd een feest in de herfst. ©Frieder Blickle

De Kastanjeroute is de meest populaire route in de herfst. Deze 60 kilometer lange route loopt van Varna/Vahrn tot de stad Bolzano/Bozen. Je kunt hier heerlijk dwalen; langs eeuwenoude kastanjebossen en watervallen. Oh en je wandelt en passant langs talloze gelagkamers en wijnkelders.


De route kan in diverse dagen worden gelopen, maar je kunt natuurlijk ook een deel wandelen. De boerenherbergen (stuben) hebben een met hout betimmerde gelagkamer. En er is niets zo lekker na een stevige wandeling om verse druivensap (‘siasser’) te proeven. En jonge wijn (‘nuien’) uit hun eigen wijngaarden. Je krijgt er ‘speck’ bij, gepofte kastanjes en nog wat gerechten uit de rijke en gevarieerde Zuid-Tiroolse keuken. Boerengastvrijheid op zijn best.


Wijnliefhebbers kennen Zuid-Tirol. Ook al is het maar een van de kleinste wijnstreken van Italië. En goed voor slechts 0,7 procent van de landelijke productie. Maar een verbazend groot deel van de wijnen uit dit gebied (98 procent) voldoet aan de strenge eisen van de DOC (Denominazione di Origine Controllata, vergelijkbaar met AOC – Appellation d’Origine Controlée – in Frankrijk).


De wijnboer schenkt mijn glas vol en praat voluit: ,,‘Tre Bicchieri’ of ‘Drie Glazen’ is de belangrijkste eretitel die wordt verleend door de prestigieuze Italiaanse wijngids ‘I vini d’Italia’, uitgegeven door Gambero Rosso en de slowfoodbeweging.

In 2015 hebben 28 wijnen uit Zuid-Tirol dit keurmerk en de jury heeft drie soorten een speciale vernoeming gegeven: Lagrein, Gewürztraminer en Vernatsch. Op de lijst staan ook Rieslings, Pinot Blancs, Sauvignon Blancs en dessertwijnen.”

Witte druiven in Zuid-Tirol. ©Export Organisation Südtirol/Frieder Blickle

Hij vervolgt: ,,Druivenpitten die zijn gevonden in bodemlagen uit de steentijd tonen aan dat Zuid-Tirol een wijnbouwtraditie van meer dan drieduizend jaar kent.” De informatie duizelt bijna. En bij wijn werkt het zo dat je eigen smaak de ultieme test is. En de wijnen slagen met vlag en wimpel. Dus doe ik nog maar een wijnproeverij. En misschien wel twee. Of drie.

Eten en drinken in Val Venosta

Zuid-Tirol heeft meer dan 300 zonnige dagen per jaar. De geografische ligging zorgt voor een uniek klimaat. Dat is goed voor de mens, maar ook voor wijnranken en talloze verse groenten bijvoorbeeld. Hoog tijd voor een rondreis met de tong; dwars door een bijzondere vallei: Val Venosta.

Het uitzicht over Val Venosta. ©Val Venosta Marketing/Frieder Blickle

Eten en drinken; je kunt er een Italiaan voor wakker maken. En mij ook. Wat ook letterlijk gebeurt als ik in de ochtend vers brood ruik als ik mijn ogen open doe. De geur van koffie volgt er al snel achteraan. Dit is wakker worden bij de boer met een glimlach. Het zonnetje komt net over de bergen heen, de zonnestralen verwarmen mijn gezicht.


Je kent het gevoel wel; je denkt dat je geluk hebt met het weer. Het ultieme vakantiegevoel. Maar dat is hier anders. Zuid-Tirol ligt aan de zuidflank van de Alpen. De meeste hellingen liggen naar het zonnige zuiden. En je hoeft geen weerman te zijn om te begrijpen dat…

De Centrale Alpen vormen een barrière voor het koele Atlantische klimaat. Hierdoor kan in de zomer en herfst warme mediterrane lucht de dalen binnen stromen. Het is hier dus vaak lekker weer. Meer dan 300 dagen per jaar met zon. Mooi, ik zit er klaar voor…

Het is geen verkeerd uitzicht; de Dolomieten met er om heen gedrapeerd valleien met wijnstokken tot op wel 1.000 meter hoogte. Her en der staat een boerderij, maar ook een kasteel. Enkele wandelpaden verbinden alles met elkaar. Diverse bergbeekjes dwarrelen door het landschap. Ik haal diep adem en laat de frisse berglucht op me inwerken.

De wijngaarden brengen jaarlijks zo’n 35 miljoen liter wijn op, die door kenners zeer worden gewaardeerd.

In de Val Venosta-vallei is deze mix goed te zien. Ik maak een rondje langs wijnboeren. Het dal is opvallend droog. Het heeft zijn eigen micro-klimaat, dat wil zeggen dat hier opvallend veel zon en wind te vinden is, maar weinig neerslag. Waarom hebben wij niet zo’n klimaat? En zo’n omgeving?

Het is overduidelijk. Dit is een ideale plek voor wijn en verse landbouwproducten. Alles wat rijp is wordt van oudsher op de boerderijen zelf verkocht. En elke boerderij heeft zijn eigen specialiteit blijkt al snel. Het is een leuke manier om eten en drinken te proeven en kennis te maken met de bewoners.

Opvallend genoeg is maar een klein gebied in Zuid-Tirol geschikt voor landbouw. Slechts een tiende van Zuid-Tirol ligt lager dan 800 meter. Juist op deze lagere berghellingen en op de golvende heuvels groeien 20 verschillende druivenrassen. En dat op een kleine 50 vierkante kilometer aan wijngaarden. Midden tussen talloze forten en kastelen uit een ver verleden.

Een perzikenboom in de Dolomieten. ©Val Venosta Marketing/Frieder Blickle

De wijngaarden brengen jaarlijks zo’n 35 miljoen liter wijn op, die door kenners zeer worden gewaardeerd. Na een week proeven en keuren sluit ik er me graag bij aan. Het is traditie in Val Venosta dat de wijn wordt geserveerd met kaas en vers fruit als perziken, appels, peren en diverse soorten bessen. Zo puur, zo smaakvol.

De brochure is duidelijk: ‘Tegenwoordig beschikt de streek over een breed scala aan druivenrassen die indrukwekkende wijnen opleveren, van de robuuste rode wijnen die gedijen in de warme laaggelegen wijngaarden tot aan de elegante, geparfumeerde witte wijnen die men gewoonlijk met noordelijker delen van Europa in verband brengt.’

Een kasteel in Val Venosta. ©Val Venosta Marketing/Frieder Blickle

Een boer vertelt over zijn trots; de wijn. ,,Vanwege de steile hellingen worden alle druiven in Zuid-Tirol nog met de hand geoogst. Dit gebeurt elk jaar in september. Dus als je nog niets te doen hebt?” Hmm, dit is wel een droom van me. Want het druiven plukken is zwaar werk, maar je bent lekker buiten en ’s avonds is het feest. ,,Je krijgt lekker eten en natuurlijk ook wijn.” Oké, ik ben om. Ik moet dit ooit meemaken.