blijf op de hoogte!

blijf op de hoogte!

Schrijf je in voor de gratis nieuwsbrief

Mozambique: Tips voor een rondreis

Goudgele stranden, rijke natuur en intrigerende mensen. Dat hoorde ik over Mozambique. Dus huurde ik een 4x4-auto en startte de motor.

Lees verder

Goudgele stranden

Rust, ruimte, zon, zee en zand. Niet bewust in die volgorde. De stranden van Mozambique behoren tot de mooiste ter wereld. Met palmbomen, warm water en ongekende vergezichten als overtuigend bewijs.

Vrouwen op het strand. ©Corno van den Berg

Stranden in Mozambique? Ja, ze hebben een kustlijn, maar bij Afrikaanse stranden denk je eerder aan Gambia, Senegal, Zanzibar, Kenia en de Seychellen. Of de kusten van Marokko, Tunesië en Egypte natuurlijk. Mozambique zal bij weinig mensen in gedachten schieten. Mooi, des te meer meter strand heb ik. Al hebben ze hier wel heel veel strand.

Op het moment dat je voeten in het extreem fijn goudgele zand staan, ben je overtuigd. En anders gebeurt dat wel als je het zonnetje en het warme water voelt. Palmbomen en andere bomen zorgen voor het decor, dat vaak als idyllisch wordt omschreven. Ik ga er van mijmeren. Heerlijk, dat vakantiegevoel.

Een krab laat zijn scharen zien. ©Corno van den Berg

Vilanculos

Het is hartje zomer. En ja, de kalender vertelt december, dus bij ons winter… Een groepje vissers op het strand bij Vilanculos trekt langzaam netten uit het water.

Ze worden geholpen door iemand die de netten keer op keer losmaakt van stenen. Een tafereel dat zich hier elke ochtend in de vroege uurtjes herhaalt.

In twee groepen trekken ze het net aan land. Zwaar werk, meer dan een half uur staan ze te trekken aan de netten. Waaronder ook enkele vrouwen met een baby op hun rug.

De vangst van voor mij totaal onbekende vissen lijkt me mager voor deze familie van acht. Maar ze lijken tevreden en laten ze graag zien. Een deel is voor henzelf, de rest voor de lokale markt en restaurants.

In het dorp woont meestal één goede botenbouwer. Die is maanden bezig met één boot.

Varen in een dhow

Andere vissers zijn dieper op zee geweest met hun boot, de traditionele dhow. Aan boord van zo’n klein houten zeilschip legt een scheepsjongen uit hoe deze bijzondere boten tot stand komen.

,,In het dorp woont meestal één goede botenbouwer. Die is maanden bezig met één boot. En je maakt dan af en toe een praatje met hem over de voortgang van je boot.”
 
Niets geen harde deadlines; je moet gewoon geduld hebben. Want het hout kan best wel eens op zich laten wachten. En soms zit het mee, of tegen. De visser, en ik dus ook, moet bukken voor de giek, want we gaan overstag. De wind komt schuin van links, dus dit duurt nog wel even.

,,De kwaliteit van het hout bepaalt hoe duur hij wordt. Sommigen gaan vijf jaar mee, anderen vijftien jaar. Deze tocht halen we wel,” zegt hij lachend.

Zelfs bij bewolkt weer is het goed toeven op het strand. ©Corno van den Berg

Bazaruto Archipel

In de verte zijn Benguerra Island en Bazaruto Archipel zichtbaar, twee van de diverse eilandjes voor de kust. Ideaal voor wie rust zoekt. Tijdens een wandeling; bij zonsopkomst, maar zeker ook bij zonsondergang. Een krab had dezelfde gedachte en laat zijn imposante scharen zien. Pas na een foto laat ik hem zijn weg vervolgen.

En op Pansy Island liggen de wonderlijke overblijfselen van zeeëgels. Deze ‘sand dollars’ zoals ze vaak worden genoemd, zijn erg gewild al mag je ze niet invoeren. De stranden hier lenen zich keer op keer voor een ontdekkingstocht. Geen wonder dat veel Zuid-Afrikanen hier hun vakantie door brengen. Dit is hun Mediterraan gebied. Maar ik heb dit net iets liever…

Gorongosa Nationaal Park

Een Amerikaan die miljoenen steekt in het herstellen van Gorongosa Nationaal Park. Dat ooit mooier was dan Kruger NP. Het was zomaar een verhaal op het internet. Daar moet ik meer van weten.

Lokale bevolking discussieert over Gorongosa Nationaal Park. ©Corno van den Berg

Die Amerikaan is de filantroop Gregory C. Carr. Hij is rijk geworden door als één van de eersten internetdiensten aan te bieden in de jaren negentig. Tegenwoordig wil hij ‘goed’ doen. In totaal investeert hij maar liefst 40 miljoen dollar in het park. Waarna toeristen voor inkomsten moeten zorgen, voor de dieren én voor de lokale bevolking.

Hoog tijd om zelf te gaan kijken in een afgelegen deel van Mozambique. Wat direct opvalt is overal wordt gebouwd. Aan de bar slechte weg er naar toe, maar ook de toeristenverblijven en de hekken rond het Chitengo Safari Camp. Het zwembad is al wel af, wat geen kwaad kan met temperaturen van dik 30 graden en een luchtvochtigheid van 80 procent. 

Parkwachter Tish Grant in Gorongosa National Park. ©Corno van den Berg

Ze draagt een safarihoed en bijpassende kakikleding. Tish Grant leidt hier alle gidsen op. En ze is verliefd, zoals veel mensen hier. Op het gebied en de dieren. Die langzaam maar zeker weer terug keren. 

Dit is letterlijk een andere wereld.

,,Een van de gidsen heeft een antilope, een dode oribi, in een boom gevonden…” ,,Luipaard,” zeg ik snel. Ze knikt. ,,Ja, de roofdieren komen terug. Langzaam, maar gestaag.”

Uniek project

Het is een meer dan intrigerend verhaal, zeker voor mensen die vaker in Afrika zijn geweest. Een safari is hier anders dan in Kruger Nationaal Park of Okavango Delta. Dit park is in oprichting, nadat bijna alle dieren waren gestroopt. Wie het gebied bezoekt, ziet hoe een jarenlang project langzaam vorm krijgt.
 
Verwacht dus (nog) geen grote aantallen dieren, maar een ecosysteem dat zich langzaam herstelt. Ooit liepen hier meer dan 2.200 olifanten, 200 leeuwen, 14.000 buffels, 5.500 blauwe gnoes, 3.000 zebra’s, 3.500 waterbokken, 3.500 nijlpaarden.

Ook kuddes van eland, sabelantilope en hartebeest. En, het gebied was beroemder dan Kruger Nationaal Park, tegenwoordig één van de iconen van Afrika.
 
Het is triest maar waar, alleen de waterbokken zijn nog massaal aanwezig. De reden is simpel; hun vlees is niet lekker. Door het gebrek aan roofdieren struikel je bijna over de wrattenzwijnen, groene bavianen en oribi’s.

Maar het aantal leeuwen groeit inmiddels weer, net als het aantal olifanten. Al blijft stroperij een groot probleem, want het park heeft geen hek. En rondom leven veel mensen.

Het piepkleine bootje brengt mensen naar het dorpje aan de overkant. En niet zonder reden. 

Twee vrouwen zijn hier de afgelopen maanden nog gedood door nijlkrokodillen. Het bord bij het water waarschuwt overduidelijk de lokale bevolking voor de gevaren, maar ik zie toch nog een man op zijn gemak de rivier door waden.

Een andere wereld

Het is voor een Westerling soms lastig te begrijpen. Dit is letterlijk een andere wereld. Met de lokale bevolking praat ik over stroperij. Ze kijken al eeuwenlang anders tegen de dieren aan dan ik. Sterker nog, velen van hen begrijpen niet waarom toeristen naar de dieren komen kijken. En foto’s maken. Terwijl zij al jaren geen koedoe, buffel of zebra hebben gegeten.

Een waterbokmoeder met jong in Gorongosa Nationaal Park. ©Corno van den Berg

,,Langzaam (heel langzaam) beginnen ze te begrijpen dat het wandelende vlees eindig is, maar het geld van toeristen dit niet hoeft te zijn,” legt Tish uit. Maar de weg is nog lang, dat beseft zij ook. ,,Educatie is het toverwoord, al ontkom je niet aan gewapende parkwachters.” Een olifant laat zich zien, maar het is duidelijk. Het verleden achtervolgt de dieren nog, die erg onrustig zijn als er mensen in hun buurt komen. Ik geef ze geen ongelijk.

In vier intrigerende dagen leer ik het immense gebied van meer dan 4.000 km2 kennen. Met al zijn problemen en mogelijkheden. Jaarlijks overstroomt een groot deel van het park. Het natte seizoen verandert de bossen en savannes in een ruig moeras. De eerste buien vallen, het gebied komt nog meer tot leven. Dit is ruig Afrika.

Een berg in de verte doorklieft het vlakke landschap. De 1863 meter hoge Mount Gorongosa hoort bij het park, en zal ooit letterlijk de kroon van het nationaal park worden. Al zie je het niet altijd, duidelijk is wel dat de diversiteit hier groot is. Een gevoel bekruipt me. Wat heeft dit gebied een potentie. Met recht een paradijs in wording. Ooit kom ik hier nog eens terug, dat is zeker.

Walvishaaien in Tofo

Walvishaai, reuzenmanta en zeekoe. De kust van Mozambique is rijk aan zeedieren en niet alleen dit drietal. De onderwaterwereld moet je ontdekken, duikend of snorkelend. Dus ga ik het water in, keer op keer.

Een walvishaai. ©Zac Wolf

De boot moet door de branding heen. Wat op zich al een opgave is. Met het water tot mijn middel duw ik de boot vooruit. En spring aan boord, vlak voor de volgende golf toeslaat.
 
Het is winderig in Tofo, één van de beste plekken ter wereld om walvishaaien. Dit is de grootste vis ter wereld, ze kunnen wel vijftien meter lang worden. Dus dat zou moeten lukken, denk ik dan.
 
Volgens kenners is november tot en met februari de beste tijd. Dan volgen de dieren de warme zeestroom die voor krill en plankton zorgt. En de verhalen van enkele duikers zijn hoopvol.

Zij stonden oog in oog met talloze reuzenmanta’s, die ook op dit jaarlijkse vreetfestijn af komen. Jammer genoeg mag ik niet duiken, anders had ik allang in het water gelegen.

Een reuzenmanta van dichtbij. ©Jon Hanson

Lekker snorkelen

Dus ga ik maar op een snorkelexcursie, want ze komen geregeld naar de oppervlakte. De kapitein en snorkelgids turen over het water. Ik ook, op zoek naar een teken van leven. Dolfijnen laten zich zien, maar het is verder rustig. Te rustig, ik zie het aan het gezicht van de gids. Twee uur later moet hij toegeven dat het niet gaat lukken vandaag. ,,Soms zie je er vijf achter elkaar, dan geen één.”

In de Bazaruto Archipel leven de meeste doejongs van heel Afrika.

Ik ken Moeder Natuur langer en heb nog meerdere dagen hier. Maar het geluk blijft uit, want het waait te hard. Twee dagen mag ik de zee niet op. Dus gaat de reis naar het noorden voort. Met meer kansen, met onbekende snorkelplekken, die ik zelf wil ontdekken. Maar Moeder Natuur is grillig, dat weet ik zo door de jaren heen wel.

Maar ook het beroemde Two Mile Reef bij Bazaruto. Deze plek wordt door kenners The Aquarium genoemd. En met reden, want de kleuren van de vissen en het koraal doen bijna zeer aan de ogen. Een soepschildpad hapt naar lucht en zakt weer naar zijn rustplek. Even kijkt hij naar me, maar mijn flippers en bril vallen niet genoeg op bij de kleurrijke vissen.

De boot vaart tussen opvallend hoge zandduinen door, langs een kolonie van flamingo’s en een mantarog laat het water naast ons opspatten. Bij de volgende snorkelbeurten laten nog veel meer bijzondere zeedieren zich zien. Waaronder een murene, die maar wat graag van rots naar rots zwemt. 

Een zeekoe op zoek naar zeegras. ©Julien Willem

Ook wil ik zelf op ontdekkingstocht. Tussen de rotsen langs de kust waren veel lokale mensen aan het vissen. Ideaal voor een snorkeltochtje. Tussen speelse papegaaivissen en talloze andere soorten. Met bijzonder zonlicht dat door de golfslag lijkt te spelen met het koraal. En een rode koraalduivel, die zijn giftige stekels liet zien.

De omgeving van Vilanculos en vooral het eiland Bazaruto zijn de plek voor de zeekoe, of eigenlijk doejong zoals het dier heet. Dit dier leeft van Afrika tot en met het Great Barrier Reef in Australië. Overal zie ik het zeegras, zijn favoriete maaltje.

In de Bazaruto Archipel leven de meeste doejongs van heel Afrika. Het water is ongekend helder, maar hoe ik ook zoek, ik zie deze zachtaardige dieren niet. Wonderlijk, het drietal dieren waar ik voor kwam zie ik niet, maar het overige is zo verrassend mooi dat het me nauwelijks deert. 

Avontuurlijk autorijden

Avontuurlijk heet het. In een 4×4-auto door Afrika. Links rijden, overstekende mensen en dieren, gaten in de weg en soms zoeken naar je bestemming. Een intensieve manier om Mozambique te beleven.

Een dorpje in Moazmbique. ©Corno van den Berg

De kust van Mozambique moet je voelen, zeggen ze vaak. Het pad door de duinen is niet eenvoudig voor de toch niet geringe 4×4-auto. Ik moet wat lucht uit mijn banden laten lopen om meer grip te hebben. Het mulle zand is door de vele bochten niet eenvoudig te nemen en sommige duinen zijn ongekend steil.

Rijden op het strand

Het is duidelijk, even geen aandacht voor de omgeving. Tot het uitgerekte strand opduikt en ik vanzelf op de rem trap. Dan pas zie ik de kleuren. Die zijn overweldigend. Het zand is knalgeel, de lucht felblauw, net als het water. De klimplanten op de duinen zijn extreemgroen. Het is bijna zonde om hier een spoor doorheen te maken. Al is dat morgen door de wind weer weg.

Een waarschuwingsbord tegen nijlkrokodillen in Mozambique. ©Corno van den Berg
In deze leegte rijden is heerlijk; je hoeft alleen de branding te vermijden. En het is stukken eenvoudiger. Althans, totdat ik een gifgroene slang tegen kom die op mijn pad ligt.
 
Ik stop en kijk goed. Mijn kennis over slangen is beperkt, al weet ik dat Afrika enkele ‘jongens’ herbergt die je niet wilt tegen komen. Deze slang gaat in ieder geval niet aan de kant, hij vertrouwt op zijn gif. Dat is geen goed teken.
 

,,Zwarte mamba,” schiet door mijn hoofd. De bek is zwart, maar zelf zijn ze vaak lichter van kleur. Oh ja, en levensgevaarlijk en zeer agressief, dat weet ik. Het blijkt zijn broertje te zijn; de groene mamba. Ook eentje die je liever vermijd, hoe mooi het dier ook is.
 
Terwijl ik een foto maak vraag ik me af waarom hij het strand is opgegaan. Waarschijnlijk voor een ontbijtje. Hmm, hoog tijd om verder te gaan.

Goede wegen

De wegen in Mozambique zijn zeker niet slecht. De EN1 is de hoofdweg van noord naar zuid. Deze snelweg is verhard, maar opletten is het devies. Her en der kom je fikse gaten tegen, die ineens opduiken. Soms steken koeien over of mensen. Soms beiden…
 
Verkeersregels hebben ze hier wel. Denk ik. Maar niet voor inhalen. Hier geldt; jij kunt best aan de kant gaan als iemand op de andere baan inhaalt. En dan hoeft die auto niet eens groter te zijn dan de jouwe.

Maar het is ook vriendelijk: je wordt massaal via knipperend licht gewaarschuwd als de politie iets verderop staat te flitsen. Scheelt me wel een bekeuring of twee denk ik. Met name omdat ik vaak niet weet hoe hard ik ergens mag. Verkeersborden zijn zeldzaam.

De weg is de levensader en dus kijk je je ogen uit. Dorpje na dorpje komt voorbij, onder de bomen verkopen vrouwen vers fruit. Kinderen verkopen nog warme gebakken cashewnoten.

Maar ook geschoten wild zoals apen en herten wordt aangeboden. En geiten en kippen bijvoorbeeld. Soms zie je voor tientallen kilometers niets dan bos.

Auto´s worden beladen met mensen en goederen tot er letterlijk niets meer bij past. Voor een stuiver mag je mee. Bussen hangen daardoor scheef en pick-ups zakken door. Maar ergens heb ik het gevoel dat het al tijden zo gaat hier. Ik ben slechts een passant, eentje die met open mond staat te kijken.

Schelpenzoekers op het strand. ©Corno van den Berg

Op safari in Kruger

Mozambique kun je via de hoofdstad Maputo bereiken, en daar een auto huren. Populairder is het om Johannesburg als vertrekpunt te nemen. En via het wereldberoemde Kruger Nationaal Park te reizen.

Olifanten en giraffes in Kruger Nationaal Park. ©Corno van den Berg

Transfontier Nationaal Park

Een slingerende grindweg en verder niets. Ja, een olifant of impala her en der. En dan plots een hek. Dit is de grenspost Giriyondo tussen Zuid-Afrika en Mozambique. Welkom in het grensoverschrijdende Transfontier Nationaal Park, waar de komende jaren alle belemmeringen als hekken en dergelijke moeten verdwijnen.

Behalve de grensformaliteiten. Die zijn nog echt op zijn Afrikaans, overal is een mannetje voor. Dus moet je de tijd hebben. Net als geduld. En wat kleingeld, jammer genoeg. Want ook al heb je alle formulieren voor elkaar, bij de vierde check merk ik dat de beambte het toch probeert. Hij twijfelt. Maar hij laat me zonder een fooi gaan, wat bij andere reizigers niet zo blijkt te zijn. Omkoping is hier nog heel gewoon. 

Mens en dier in Kruger NP. ©Corno van den Berg

Safari in Kruger was vroeger al een droom. Toen ik nog maar net kon lopen zag ik de massa aan dieren en het ruige landschap op televisie en riep: ‘Daar wil ik heen.’
 
Inmiddels is het de vijfde keer in Kruger, maar ik blijf me verbazen. Zeker op de ochtend dat drie leeuwen (mannetjes ook nog) besluiten op een van de verharde wegen te gaan lopen. Minutenlang.
 
De mannetjesleeuwen zorgen voor een heuse verkeerschaos, al zijn ze er totaal niet van onder de indruk. Sterker nog, ze lijken te genieten van de aandacht. Alsof ze denken: “Als de vrouwtjes niet onder de indruk zijn, dan maar de toeristen.” Tot ze genoeg hebben van alle fotocamera’s en geruisloos verdwijnen.

Kruger is bijzonder omdat je hier met je eigen auto op safari kunt. Dit kan met een gewone auto op de verharde wegen. En met een 4×4 kun je de onverharde paden op, ook bij regen.

Al kan een jeepsafari met gids en chauffeur ook nog steeds. Maar zelf spotten naar wild is leuk, al is dat nog lastig genoeg.

Ik mis toch echt de ervaren ogen van een gids, maar ben dubbel zo blij als ik zelf iets spot. En ik bepaal zelf de route.

Een Afrikaanse wilde hond in Kruger NP. ©Corno van den Berg

Op zoek naar roofdieren

Zodra de hekken in de ochtend open gaan, ga ik op pad. Vooraf heb ik online gekeken welke verharde alsook zandpaden populair zijn bij dieren.

En dan met name bij roofdieren; deze zijn altijd al een fascinatie geweest. Ook vraag ik aan andere reizigers wat ze hebben gezien.

En via de moderne media heb ik al de Kruger Sightings app gedownload om de meest recente ontmoetingen te kunnen lezen. Hierdoor mis ik bijvoorbeeld de troep Afrikaanse wilde honden niet, die aan het uitrusten is van de jacht. 

Zodra de hekken in de ochtend open gaan, ga ik op pad.

Ik ontbijt met een broodje bij de dieren, heerlijk. Het jachtluipaard dat de weg oversteekt een dag later is toeval, zeker in dit deel van Afrika. Goh.

In het restcamp, één van de diverse overnachtingsplekken in Kruger, kijk ik uit over één van de rivieren in het park. Olifanten komen drinken in het laatste licht, net als Afrikaanse buffels. Een nijlpaard met jong komt juist aan land om te eten. De roep van een Afrikaanse visarend haalt me uit mijn gedachten. Ja, dit is precies wat ik wilde toen ik jong was.

Foto-Album

Sandboarden op de duinen van de Bazaruto Archipel. ©Corno van den Berg